Fiscale aftrek
Een hypothecaire lening kan in aanmerking komen voor belastingaftrek in de vorm van een woonbonus. Sinds 2014 geldt de geïntegreerde of Vlaamse woonbonus. Daarvoor was er de federale woonbonus die nog steeds geldt voor oudere hypothecaire leningen die zijn afgesloten voor de verandering. Je kan hiermee tot 40% belastingvermindering krijgen.
Om aanspraak te kunnen maken op deze woonbonus moet je hypothecair krediet gewaarborgd zijn door een hypothecaire inschrijving, dienen voor je eigen woning en een looptijd hebben van minimum 10 jaar.
Ook de schuldsaldoverzekering kan in aanmerking komen voor deze woonbonus. In de meeste gevallen is het echter zo dat je niet én het kapitaal plus intresten van het krediet én de premies van de schuldsaldoverzekering fiscaal kan benutten omdat de korf voor de woonbonus al volledig is gevuld met de hypothecaire aflossingen en intresten.
Juridisch
De volledige wettekst over de Vlaamse woonbonus vind je hieronder.
18 DECEMBER 2015 – Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2016
HOOFDSTUK 10. – Financiën en Begroting
Afdeling 1. – Geïntegreerde woonbonus
Art. 81. In artikel 14537 van het Wetboek van 10 april 1992 van de Inkomstenbelastingen, het laatst gewijzigd bij decreet van 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan paragraaf 1, eerste lid, eerste streepje, wordt de zinsnede “en waarvan de leningsovereenkomsten die op die hypothecaire lening betrekking hebben, uiterlijk op 31 december 2015 aangegaan werden” toegevoegd;
2° aan paragraaf 1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Met behoud van de toepassing van het eerste en het tweede lid, wordt een hypothecaire lening als vermeld in het eerste lid, eerste streepje, waarvan het onderpand door hypotheekruil wordt vervangen ingevolge vervreemding bij authentieke akte verleden vanaf 1 januari 2016 van de woning waarvoor die hypothecaire lening werd aangegaan en waarvan de uitgaven, vermeld in het eerste lid, als gevolg van die vervreemding betrekking hebben op een andere woning, geacht te zijn aangegaan voor het verwerven of behouden van die andere woning.”;
3° aan paragraaf 1 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Als voldaan is aan de voorwaarden van zorgwonen, vermeld in artikel 4.1.1, 18°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, worden de personen die de belastingplichtige conform artikel 4.1.1, 18°, d), van de voormelde codex huisvest, voor de toepassing van dit artikel geacht deel uit te maken van het gezin van de belastingplichtige.”;
4° in paragraaf 3 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
“Als de leningsovereenkomsten met betrekking tot de hypothecaire lening, vermeld in paragraaf 1, aangegaan werden in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015, mag het bedrag van de intresten, betalingen en bijdragen, vermeld in paragraaf 1, met betrekking tot die overeenkomsten, dat in aanmerking wordt genomen voor de belastingvermindering, per belastingplichtige en per belastbaar tijdperk niet meer bedragen dan 1.520 euro.”.
Art. 82. In artikel 14538, § 1, van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij wet van 8 mei 2014, wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Als artikel 14537, § 1, derde lid, wordt toegepast, kan de belastingvermindering, vermeld in artikel 14537, § 1, eerste lid, niet worden toegepast als de belastingplichtige voor dezelfde uitgaven tevens de toepassing vraagt van de belastingvermindering, vermeld in artikel 1455.”.
Art. 83. In hetzelfde wetboek, het laatst gewijzigd bij wet van 10 augustus 2015, wordt een artikel 14538/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
“Art. 14538/1. Voor de toepassing van artikel 14538/2 wordt verstaan onder:
1° hypothecaire lening: een hypothecaire leningsovereenkomst met een looptijd van ten minste 10 jaar die door de belastingplichtige is aangegaan bij een instelling die in de Europese Economische Ruimte is gevestigd en die specifiek tot doel heeft om in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte een woning te verwerven of te behouden;
2° levensverzekering: een aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood tot uitvoering van een individueel gesloten levensverzekeringscontract dat de belastingplichtige is aangegaan in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte om in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte zijn eigen woning te verwerven of te behouden en waarbij:
a) de belastingplichtige alleen zichzelf heeft verzekerd;
b) het levensverzekeringscontract werd aangegaan voor de leeftijd van 65 jaar;
c) het levensverzekeringscontract een minimumlooptijd heeft van tien jaar als het in voordelen bij leven voorziet;
d) de voordelen van het levensverzekeringscontract bij leven toekomen aan de belastingplichtige vanaf de leeftijd van 65 jaar;
e) de voordelen van het levensverzekeringscontract bij overlijden:
i. toekomen aan de personen die ingevolge het overlijden van de verzekerde de volle eigendom of het vruchtgebruik van de eigen woning verwerven ten belope van het verzekerde kapitaal dat dient voor het wedersamenstellen of het waarborgen van de hypothecaire lening;
ii. toekomen aan de echtgenoot of de bloedverwanten van de belastingplichtige tot de tweede graad ten belope van het verzekerde kapitaal dat niet dient voor het wedersamenstellen of het waarborgen van de hypothecaire lening;
f) die bijdragen niet geheel of gedeeltelijk in aanmerking kunnen komen voor de toepassing van artikel 52, 7° bis.
Levensverzekeringen die tot na de oorspronkelijk bepaalde termijn worden verlengd, opnieuw van kracht gemaakt, gewijzigd of verhoogd als de verzekerde de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, worden geacht niet voor de leeftijd van 65 jaar, vermeld in het eerste lid, 2°, b), te zijn aangegaan.
Onder het verwerven of behouden van een woning als vermeld in het eerste lid wordt het volgende verstaan:
1° een onroerend goed aankopen;
2° een onroerend goed bouwen;
3° een onroerend goed volledig of gedeeltelijk vernieuwen;
4° de erfbelasting, het successierecht, de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden van onroerende goederen betalen van een woning, met uitzondering van nalatigheidsinteresten, verschuldigd bij laattijdige betaling.
Een hypothecaire lening als vermeld in het eerste lid, 1°, waarvan het onderpand door hypotheekruil wordt vervangen ingevolge vervreemding bij authentieke akte verleden vanaf 1 januari 2016 van de woning waarvoor die hypothecaire lening werd aangegaan, en waarvan de uitgaven, vermeld in artikel 14538/2, § 1, eerste lid, als gevolg van die vervreemding betrekking hebben op een andere woning, wordt geacht te zijn aangegaan voor het verwerven of behouden van die andere woning.
Onder vernieuwing als vermeld in het derde lid, 3°, worden de dienstverrichtingen begrepen, vermeld in rubriek XXXI van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven.”.
Art. 84. In hetzelfde wetboek, het laatst gewijzigd bij wet van 10 augustus 2015, wordt een artikel 14538/2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
“Art. 14538/2. § 1. Er wordt een belastingvermindering verleend voor de volgende uitgaven die tijdens het belastbaar tijdperk werkelijk zijn betaald voor de woning van de belastingplichtige die op het ogenblik van de uitgaven zijn eigen woning is:
1° de interesten en de betalingen voor de aflossing of de wedersamenstelling van een hypothecaire lening die aangegaan werd vanaf 1 januari 2016;
2° de definitief betaalde bijdragen voor een levensverzekering voor het vestigen van een rente of van een kapitaal bij leven of bij overlijden, beperkt tot het gedeelte dat dient voor het weder samenstellen of het waarborgen van een hypothecaire lening als vermeld in punt 1°.
Als artikel 14538/1, vierde lid, wordt toegepast, kan de belastingvermindering, vermeld in het eerste lid, niet worden toegepast als de belastingplichtige voor dezelfde uitgaven tevens de toepassing vraagt van de belastingvermindering, vermeld in artikel 1455.
Als voldaan is aan de voorwaarden van zorgwonen, vermeld in artikel 4.1.1, 18°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, worden de personen die de belastingplichtige conform artikel 4.1.1, 18°, d), van de voormelde codex huisvest, voor de toepassing van dit artikel geacht deel uit te maken van het gezin van de belastingplichtige.
§ 2. Het bedrag van de uitgaven dat in aanmerking komt voor de belastingvermindering, vermeld in paragraaf 1, kan per belastingplichtige en per belastbaar tijdperk niet meer bedragen dan 1520 euro.
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, wordt verhoogd met 760 euro gedurende de eerste tien belastbare tijdperken vanaf het belastbaar tijdperk waarin de hypothecaire lening, vermeld in paragraaf 1, werd aangegaan, wanneer de woning, op 31 december van het belastbaar tijdperk waarin die hypothecaire lening is aangegaan, de enige woning is.
De verhoging, vermeld in het tweede lid, wordt bijkomend verhoogd met 80 euro als de belastingplichtige drie of meer dan drie kinderen ten laste heeft op 1 januari van het jaar dat volgt op het belastbaar tijdperk waarin de hypothecaire lening, vermeld in paragraaf 1, wordt aangegaan.
Voor de toepassing van het derde lid worden gehandicapte kinderen ten laste voor twee gerekend.
In afwijking van het tweede lid sluiten de hierna vermelde andere woningen de toepassing van de verhoging niet uit:
1° andere woningen waarvan de belastingplichtige door een erfenis mede-eigenaar, blote eigenaar of vruchtgebruiker is;
2° andere woningen die op 31 december van het belastbaar tijdperk waarin de hypothecaire lening, vermeld in paragraaf 1, werd aangegaan op de vastgoedmarkt te koop zijn aangeboden, en die uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op het belastbaar tijdperk waarin de hypothecaire lening, vermeld in paragraaf 1, werd aangegaan, ook daadwerkelijk zijn verkocht.
De verhogingen, vermeld in het tweede en het derde lid, worden niet langer toegepast vanaf het eerste belastbaar tijdperk waarin de belastingplichtige op 31 december van dat belastbaar tijdperk volle eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker wordt van de andere woning dan de woning waarvoor uitgaven als vermeld in paragraaf 1, werden betaald.
§ 3. De belastingvermindering, vermeld in paragraaf 1, bedraagt 40 % van het bedrag, vermeld in paragraaf 2.
Als een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd en beide echtgenoten uitgaven hebben gedaan die recht geven op de belastingvermindering, kunnen de echtgenoten die uitgaven vrij verdelen binnen de begrenzingen, vermeld in paragraaf 2.
§ 4. De belastingvermindering, vermeld in paragraaf 1, wordt enkel verleend als de belastingplichtige een attest ter beschikking houdt waaruit blijkt dat hij aan alle voorwaarden voldoet om van die belastingvermindering te genieten.”.
Art. 85. In artikel 14539, eerste lid, 1°, van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij wet van 8 mei 2014, wordt tussen de woorden “het waarborgen van een lening die” en de woorden “specifiek is aangegaan voor” de zinsnede “uiterlijk op 31 december 2015 is aangegaan en die” ingevoegd.
Art. 86. In artikel 14540, § 2, eerste lid, van hetzelfde wetboek, het laatst gewijzigd bij decreet van 19 december 2014, wordt punt 1° vervangen door wat volgt:
“1° de lening uiterlijk op 31 december 2015 is aangegaan voor een looptijd van ten minste tien jaar bij een instelling die in de Europese Economische Ruimte is gevestigd;”.
Art. 87. In artikel 14543, eerste lid, van hetzelfde wetboek, het laatst gewijzigd bij decreet van 19 december 2014, wordt punt 1° vervangen door wat volgt:
“1° de interesten van schulden die voor 1 januari 2016 specifiek zijn aangegaan om een woning te verwerven of te behouden die op het ogenblik dat de interesten worden betaald, de eigen woning is van de belastingplichtige en waarvan het inkomen begrepen is in zijn belastbare onroerende inkomsten vóór de toepassing van artikel 12, met uitzondering van de interesten die in aanmerking komen voor de belastingvermindering, vermeld in artikel 14537;”.
Art. 88. In artikel 14546 van hetzelfde wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste streepje, wordt de zinsnede “artikel 20” vervangen door de zinsnede “artikel 101″;
2° er wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd, die luidt als volgt:
” § 2/1. Wanneer de belastingplichtige vanaf 1 januari 2016:
– een hypothecaire lening aangaat, als vermeld in artikel 14538/1, eerste lid, 1°, terwijl er nog een lening is die in aanmerking komt voor de toepassing van artikel 14537, § 2, of § 3, artikel 14539, 14541, tweede lid, 3°, artikel 14542, tweede lid, 2°, artikel 14543 of 14545, en
– voor die hypothecaire lening of voor de levensverzekering, vermeld in artikel 14538/1, eerste lid, 2°, de toepassing vraagt van de belastingvermindering, vermeld in artikel 14538/2,worden de artikelen 14537, 14539, 14541, 14542, 14543, 14544 en 14545 niet langer toegepast voor de uitgaven met betrekking tot de voorheen gesloten leningen en levensverzekeringen.”.