Regenput
Een regenput of regenwaterput is een waterdichte tank die het water dat van het dak loopt terug opvangt. Zo kan men het onder andere gaan gebruiken om de tuin te onderhouden of het toilet door te trekken. Bij nieuwbouwprojecten is het sinds 2014 zelfs verplicht om een ondergrondse regenwaterput te installeren. Hoe dan ook is het een gezonde investering die op korte termijn wordt terugverdiend. Een goed geïnstalleerd, goed werkend systeem kan je heel wat geld en moeite besparen.
Waarom?
Regenwater is gratis. Het grootste voordeel van een regenwaterput is dan ook heel duidelijk: besparen. Je bespaart op de factuur van je drinkwater maar ook op bv. wasmiddelen. Hemelwater is over het algemeen zachter dan leidingwater. Daardoor kan je besparen op reinigende middelen.
Regenwater is ecologisch. Veel natuurlijker dan regenwater kan niet. Het komt letterlijk uit de lucht gevallen. De voorraden zijn ook groot genoeg, al zeker in een land als België. Het is zo een bijna onuitputtelijke bron van water.
Werking
Regenwater wordt best zo grondig mogelijk gezuiverd vooraleer het in de regenput terecht komt. Dit kan al gebeuren door een filternet te installeren in de dakgoot en afvoerbuis. Een tweede filtratie vindt plaats vooraleer het regenwater wordt aangezogen en opgepompt. Hier zal een fijnmazig gaas het werk op zich nemen en kleine vaste deeltjes de weg blokkeren. Deze twee filters garanderen normaal gezien voldoende hoge waterkwaliteit. Eventueel kan een actieve koolfilter een oplossing bieden voor mogelijke geur- en kleurproblemen.
De keuze van regenwaterput zal belangrijk zijn voor de latere werking. Vooral de grootte is hier van belang. Om die te bepalen moet rekening gehouden worden met de oppervlakte van het dak en de dakbedekking. Regenputten vind je in beton en kunststof. Betonnen putten zijn prefab gemaakt, wat hen goedkoper maakt. Bovendien zijn ze zwaar, sterk en duurzaam. Regenwatertanken in kunststof zijn dan weer lichter en dus eenvoudiger te plaatsen. Daarnaast is kunststof nog duurzamer en makkelijker aan te passen qua vorm en stijl.
Vanuit de waterput duwt een waterpomp het water naar de toepassing waarvoor het wordt gebruikt, zoals bv. een wasmachine. Meestal gaat het om een centrifugaalpomp. Deze creëert druk door een ronddraaiend wiel of een waaier, aangedreven door een elektrische motor. Om het water te vervoeren legt men een tweede waterleiding aan. De locatie van de waterput zal daarom ook weloverwogen moeten worden, om kosten en de transportafstand te beperken.
Voor wanneer er meer regenwater is dan men kan opslaan, beschikt men best ook over een overloop. Wettelijke bepalingen stellen dat die moet aangesloten zijn op een infiltratiesysteem dat er voor zorgt dat het overtollige water in de bodem en dus het grondwater terechtkomt. Kan dit praktisch gezien niet, dan zal het water moeten afvloeien naar de riolering.
Langere periodes van droogte kunnen dan weer een lege waterput tot gevolg hebben. Die kan je terug aanvullen met leidingwater tot een bepaalde hoogte. Het systeem dat hiervoor verantwoordelijk is, moet op zo’n manier geplaatst zijn dat drinkwater en regenwater niet met elkaar in aanraking kunnen komen. Het bijvullen van de tank kan gebeuren door het loutere fysieke aanvullen met leidingwater (bv. met de tuinslang), door twee waterleidingen te steken op het toestel (één voor regenwater, één voor leidingwater) of door de installatie van een buffervat. Deze laatste optie houdt een extra vat in van beperkte grootte, dat automatisch water zal bijvullen wanneer de regenwatertank leeg is. Een buffervat moet gekeurd zijn door Aquaflanders.
Tips
Het plaatsen van een regenput is bij wet verplicht voor de meeste nieuwbouwprojecten (eengezinswoningen groter dan 40m²), voor zover dit praktisch mogelijk is. Bij renovaties is dit niet het geval, ook al omdat het moeilijker is om bv. een tweede waterleiding te leggen.
Over de dimensionering van je waterput denk je best wat langer na. Een te kleine put zal te vaak moeten worden bijgevuld met leidingwater, terwijl een te grote regenput het water niet regelmatig genoeg zal kunnen verversen. Dit gebeurt namelijk door het overlopen ervan. Bij je beslissing moet je rekening houden met hoeveel water je normaal nodig hebt, de grootte van je dakoppervlak en de leegstand van je waterput.
Een regenwaterput vereist regelmatig onderhoud om geurhinder, verstoppingen en besmet water te voorkomen. Het water wordt verontreinigd door meegevoerd stof en zand en via het dak door bladeren, mos, algen en de dakbedekking zelf. Wanneer de put niet voorzien is van een filter, zal jaarlijks onderhoud noodzakelijk zijn. Zo niet, volstaat het om elke drie jaar de put eens grondig te reinigen.
Juridisch
De volledige wettekst vind je hieronder.
5 JULI 2013 – Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater
HOOFDSTUK 1. – Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
1° aftappunt : de plaats waar hemelwater uit de hemelwaterput of uit de put die als dusdanig wordt gebruikt, wordt afgetapt voor nuttig gebruik;
2° afvalwater : het water waarvan de houder zich ontdoet, van plan is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, met uitzondering van niet-verontreinigd hemelwater;
3° buffervolume van de buffervoorziening : het nuttige volume tussen overloop en uitlaat;
4° buffervoorziening : een voorziening voor het bufferen van hemelwater eventueel uitgerust met een vertraagde afvoer en een noodoverlaat;
5° buffervolume van de infiltratievoorziening : het nuttige volume tussen overloop en gemiddelde grondwaterstand;
6° groendak : een plat dak dat zo gebouwd wordt dat het begroeid kan worden met planten en waar er onder die planten een buffervolume voorzien is van minimaal 35 liter per vierkante meter;
7° hemelwater : de verzamelnaam voor regen, sneeuw, hagel, met inbegrip van dooiwater;
8° horizontale dakoppervlakte : de oppervlakte van de projectie van de buitenafmetingen van de overdekte constructie op een horizontaal vlak;
9° infiltratie : het insijpelen van hemelwater in de bodem;
10° infiltratievoorziening : een voorziening waarbij het opgevangen hemelwater in de bodem infiltreert;
11° lozing : de emissie naar daarvoor bestemde afvoerkanalen.
HOOFDSTUK 2. – Toepassingsgebied
Art. 2. Dit besluit bevat :
1° bepalingen omtrent de scheiding van hemelwater en afvalwater;
2° bepalingen omtrent het verplicht minimaal hergebruik van niet-verontreinigd hemelwater;
3° minimaal na te leven voorschriften voor de infiltratie, buffering en lozing van niet-verontreinigd hemelwater afkomstig van verhardingen en overdekte constructies.
Art. 3. Dit besluit is van toepassing op :
1° het bouwen, herbouwen of uitbreiden van overdekte constructies waarbij de nieuwe oppervlakte groter is dan 40 vierkante meter;
2° het aanleggen, heraanleggen of uitbreiden van verhardingen waarbij de nieuwe oppervlakte groter is dan 40 vierkante meter;
3° het aanleggen van een afwatering voor de constructies of de verhardingen vermeld in punt 1° of 2°, waarvan het hemelwater voorheen op natuurlijke wijze in de bodem infiltreerde;
4° verkavelingsaanvragen als vermeld in artikel 4.2.15, § 1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening waarbij voorzien wordt in de aanleg van nieuwe wegenis.
Art. 4. Dit besluit is niet van toepassing op :
1° de delen van overdekte constructies waarbij het hemelwater dat erop valt op natuurlijke wijze op eigen terrein in de bodem infiltreert;
2° de delen van de verharding waarbij het hemelwater dat erop valt op natuurlijke wijze naast of door de verharding op eigen terrein in de bodem infiltreert;
3° de delen van de verharding waarvan het hemelwater dat erop valt door contact met de verharding zo vervuild wordt dat het overeenkomstig artikel 1.1.2. van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne als afvalwater wordt beschouwd;
4° de delen van de verharding die tot het openbaar wegdomein behoren op het ogenblik van de aanvraag of de uitvoering van de handelingen.
HOOFDSTUK 3. – Algemene bepalingen
Art. 5. § 1. De hemelwaterput, de infiltratie- of buffervoorziening of de lozingsbegrenzer worden uiterlijk bij de ingebruikname van de overdekte constructie of de verharding geplaatst en in gebruik genomen. Ze moeten vanaf dan ook in gebruik blijven.
§ 2. Bij stedenbouwkundig vergunningsplichtige of meldingsplichtige handelingen waarbij de plaatsing van een hemelwaterput, infiltratievoorziening of buffervolume vereist is volgens de bepalingen van dit besluit, worden de volgende zaken vermeld in het dossier en op de plannen, als ze van toepassing zijn :
1° de overdekte constructies en verhardingen waarbij het hemelwater dat erop valt op eigen terrein infiltreert;
2° de exacte plaatsing van de hemelwaterput en de inhoud ervan in liter, de totale horizontale dakoppervlakte en de verharde grondoppervlakte die op de hemelwaterput aangesloten worden in vierkante meter, de locatie en het niveau van de overloop alsook de aftappunten van het hemelwater;
3° de exacte plaatsing, omvang en diepte van de infiltratievoorziening, het buffervolume van de infiltratievoorziening in liter, de totale horizontale dakoppervlakte en de verharde grondoppervlakte die op de infiltratievoorziening aangesloten worden in vierkante meter en de locatie en het niveau van de overloop;
4° de exacte plaatsing, omvang en diepte van de buffervoorziening, het buffervolume van de voorziening in liter, de totale horizontale dakoppervlakte en de verharde grondoppervlakte die op de voorziening aangesloten worden in vierkante meter, en de locatie en het niveau van de leegloop en overloop;
5° de exacte dimensionering van eventuele gebundelde voorzieningen waarvan wordt gebruikgemaakt, en de totale horizontale dakoppervlakte en de verharde grondoppervlakte die op de gebundelde voorziening aangesloten worden.
Art. 6. Als de bouwheer een afvoer van het hemelwater moet aanleggen, is hij verplicht het overtollige hemelwater minstens tot aan het lozingspunt gescheiden af te voeren van het afvalwater. Voor bestaande gebouwen die in een gesloten bebouwing worden uitgebreid, is de scheiding tussen afvalwater en hemelwater dat afkomstig is van overdekte constructies en verhardingen alleen verplicht als daarvoor geen bijkomende leidingen onder of door het gebouw moeten worden aangelegd.
Art. 7. Aan de bepalingen van dit besluit kan zowel worden voldaan door de aanleg van afzonderlijke voorzieningen als door de aanleg van gebundelde voorzieningen die voor verschillende overdekte constructies of verhardingen in een oplossing voorzien. Gebundelde voorzieningen worden gedimensioneerd op basis van de som van de oppervlakten die erop aangesloten worden.
Art. 8. Als gekozen wordt voor een oplossing met verschillende voorzieningen is de dimensionering van elke voorziening in overeenstemming met de oppervlakten die erop aangesloten worden en het gerealiseerde gebruik of ledigingsdebiet.
Als een afwatering wordt aangelegd voor de constructies of de verhardingen vermeld in artikel 3, 1° of 2° waarvan het hemelwater voorheen op natuurlijke wijze in de bodem infiltreerde, worden voorzieningen uitgewerkt voor de constructies of de verhardingen die op de afwatering aangesloten zijn.
HOOFDSTUK 4. – Normen inzake de verplichte plaatsing van een hemelwaterput, infiltratievoorziening of buffervoorziening met vertraagde afvoer
Art. 9. § 1. Bij nieuwbouw of herbouw van eengezinswoningen is de plaatsing van een of meer hemelwaterputten met een totale minimale inhoud van 5 000 liter verplicht.
Bij nieuwbouw of herbouw van gebouwen groter dan 100 vierkante meter, andere dan eengezinswoningen, is de plaatsing van een of meer hemelwaterputten verplicht. Het volume van de hemelwaterput bedraagt minimaal 50 liter per vierkante meter horizontale dakoppervlakte, afgerond naar het hogere duizendtal, met een maximale inhoud van 10 000 liter, tenzij gemotiveerd aangetoond kan worden dat een groter nuttig hergebruik mogelijk is of zal zijn.
§ 2. De hemelwaterputten worden uitgerust met een operationele pompinstallatie en een of meerdere aftappunten die het gebruik van het opgevangen hemelwater mogelijk maken, tenzij de aftappunten gravitair gevoed kunnen worden.
De noodoverloop van de hemelwaterput wordt aangesloten op een infiltratievoorziening of een buffervoorziening als die aanwezig of verplicht is overeenkomstig dit besluit.
Gebouwen die volledig voorzien zijn van een groendak hoeven geen hemelwaterput te plaatsen. Delen van gebouwen die voorzien zijn van een groendak, hoeven niet aangesloten te worden op de hemelwaterput en hoeven niet in rekening gebracht te worden bij de berekening van de minimale inhoud van de regenwaterput.
Art. 10.§ 1. [1 Als handelingen, vermeld in artikel 3, en niet bedoeld in artikel 4, verricht worden, moet voorzien worden in de plaatsing van een infiltratievoorziening volgens de bepalingen van dit besluit behalve als het goed kleiner is dan 250 vierkante meter.]1
§ 2. De plaatsing van een infiltratievoorziening is niet toegelaten als het goed gelegen is in een beschermingszone type I of II van een drinkwaterwingebied, zoals afgebakend ter uitvoering van artikel 3, § 1, 2° van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer en artikel 20 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1985 houdende nadere regelen voor de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones.
In de gevallen vermeld in het eerste lid wordt een buffervoorziening geplaatst overeenkomstig de bepalingen van artikel 11 van dit besluit.
§ 3. De infiltratieoppervlakte van de infiltratievoorziening bedraagt minimaal 4 vierkante meter per 100 vierkante meter afwaterende oppervlakte, bepaald op de wijze vermeld in paragraaf 4. Het buffervolume van de infiltratievoorziening bedraagt minimaal 25 liter per vierkante meter afwaterende oppervlakte, bepaald op de wijze vermeld in paragraaf 4.
Met behoud van de afwijkingsmogelijkheid vermeld in artikel 13, kan van de afmetingen vermeld in het eerste lid alleen afgeweken worden als de aanvrager aantoont dat de door hem voorgestelde oplossing een afdoende buffer- en infiltratiecapaciteit heeft.
§ 4. De in rekening te brengen afwaterende oppervlakte voor de dimensionering van een infiltratievoorziening is de som van :
1° de verharde grondoppervlakten die nieuw aangelegd of heraangelegd worden;
2° een deel van of in voorkomend geval de volledige bestaande verharde grondoppervlakte voor zover deze nog niet is aangesloten op een hemelwaterput, infiltratievoorziening of buffervoorziening;
3° de horizontale dakoppervlakten van de nieuw te bouwen of te herbouwen overdekte constructies;
4° een deel van of in voorkomend geval de volledige horizontale dakoppervlakte van de bestaande constructie waar tegenaan gebouwd wordt voor zover deze nog niet is aangesloten op een hemelwaterput, infiltratievoorziening of buffervoorziening.
Het deel van de bestaande verharde grondoppervlakte of van de horizontale dakoppervlakte van de bestaande aansluitende constructie dat mee in rekening gebracht moet worden voor de dimensionering van de infiltratievoorziening wordt beperkt tot de oppervlakte van de nieuwe of heraangelegde verharding of overdekte constructie.
Als in een hemelwaterput wordt voorzien die voldoet aan de bepalingen van artikel 9 mag de afwaterende oppervlakte verminderd worden met 60 vierkante meter.
Voor de bepaling van de in rekening te brengen afwaterende oppervlakte vermeld in het eerste lid worden de horizontale dakoppervlakten van de delen van de daken die zijn uitgerust met een groendak gedeeld door twee.
———-
(1)<BVR 2016-07-15/42, art. 38, 002; Inwerkingtreding : 29-09-2016>
Art. 11. Als een buffervoorziening moet aangelegd worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, § 2 bedraagt het buffervolume van de buffervoorziening minimaal 25 liter per vierkante meter afwaterende oppervlakte, bepaald op de wijze vermeld in artikel 10, § 4.
Als de afwaterende oppervlakte groter is dan 2 500 vierkante meter wordt de buffervoorziening uitgerust met een vertraagde afvoer met een maximaal ledigingsdebiet van 20 liter per seconde en per aangesloten hectare.
HOOFDSTUK 5. – Collectieve infiltratie en buffering bij verkavelingen
Art. 12. Een verkavelingsvergunning waarbij nieuwe wegen worden aangelegd als vermeld in artikel 3, 4° kan alleen verleend worden als voorzien is in de plaatsing van collectieve voorzieningen voor infiltratie of buffering die voldoen aan de bepalingen van artikel 10 en 11.
Voor de berekening van de dimensionering van de infiltratie- of buffervoorziening wordt uitgegaan van de oppervlakte van de aan te sluiten wegverharding vermeerderd met 80 vierkante meter per kavel binnen de verkaveling.
De verplichtingen op de individuele kavels, zoals bepaald in dit besluit, blijven onverminderd van toepassing.
HOOFDSTUK 6. – Afwijkingsmogelijkheden
Art. 13. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan bij de beoordeling van de aanvraag in uitzonderlijke gevallen afwijkingen toestaan van de verplichtingen van dit besluit als dat om specifieke redenen met betrekking tot de mogelijkheden van hergebruik of plaatselijke terreinkenmerken verantwoord of noodzakelijk is.
Het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt daarbij rekening met de relevante bepalingen van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid en de uitvoeringsbesluiten, in het bijzonder met de bepalingen van artikel 8 van het decreet over de watertoets.
HOOFDSTUK 7. – Slotbepalingen
Art. 14. Het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010, wordt opgeheven.
Art. 15. De provincieraad van Vlaams-Brabant brengt de provinciale stedenbouwkundige verordeningen binnen een termijn van zes maanden in overeenstemming met de voorschriften van dit besluit.
De gemeenteraden brengen de gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen binnen een termijn van zes maanden in overeenstemming met de voorschriften van dit besluit.
Art. 16. Aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen en verkavelingen die ingediend zijn voor de inwerkingtreding van dit besluit worden behandeld volgens de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2004 houdende de vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
Art. 17. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op de maand waarin het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 18. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.