Regenwaterinfiltratie
In dichtbevolkte gebieden zoals steden zijn er steeds meer en grotere stukken grond verhard. Water heeft zo minder kans om door te dringen in de grond zodat het sneller in de riolen terecht komt. Het gevolg hiervan is dat zowel overstromingen als uitdroging van de grond in stedelijke gebieden drastisch toenemen. Door regenwater te laten infiltreren zorgt men ervoor dat minder regenwater rechtstreeks naar de riolering vloeit en men het grondwater ook beter kan regelen. Dit is regenwaterinfiltratie. In bepaalde situatie is deze techniek zelfs bij wet verplicht.
Werkwijze
Er zijn in praktijk drie mogelijkheden om water te infiltreren, elk ook met hun eigen onderverdelingen. Om te weten welke mogelijkheid het beste bij je woning past, doe je er goed aan om na te gaan over welke bodem je beschikt. Dit kan via kaarten, plannen of eventueel een bodemtest. Veel zal zoals gezegd ook afhangen van de graad van verstedelijking in je omgeving. Op vlak van precieze werkwijze kan je opteren voor een bovengrondse of ondergrondse infiltratie.
Bovengronds via onverharde grond
Een eerste principe is dat van de infiltratiekom. Dit is een lager gelegen deel waar het water zich verzamelt bij regen. Meestal is het een onderdeel in je tuin die geen zwaar gewicht moet verdragen en ruimte genoeg heeft om een aanzienlijke hoeveelheid water op te vangen. Het water zal daarheen vloeien zodat de rest van je tuin gespaard blijft. Ook daar zal het water echter snel verdwijnen. Een infiltratiekom kost nagenoeg geen geld, aangezien ze meestal al aanwezig is. Men moet natuurlijk wel beschikken over een vocht doorlatende grond.
Het tweede principe is de zogenaamde wadi, een afkorting voor Water Afvoer Drainage Infiltratie. Dit systeem wordt vooral gebruikt bij minder doorlatende bodems en combineert de infiltratiekom met een ondergronds infiltratiesysteem. Aan het oppervlak zie je in praktijk geen verschil waardoor het makkelijk te integreren is in een natuurgebied en eender hoe kan worden ingericht. Doordat er ingrijpende werken mee gepaard gaan, zullen de kosten natuurlijk hoger liggen en zal er meer ruimte nodig zijn. Als alles correct is geïnstalleerd, zal er wel amper onderhoud nodig zijn.
Bovengronds via verharde grond
Als je toch verhardingen wil aanbrengen, gebruik je best materialen die waterdoorlatend zijn. Zo kan men toch voldoende gewicht dragen maar tegelijk zorgen dat er water kan wegvloeien. Ook bredere voegen of openingen kunnen een meerwaarde bieden. Enkele mogelijkheden:
- Grasbetontegels zijn de bekendste en meest opvallende vorm uit de reeks en uitermate geschikt voor parkeerplaatsen en opritten. Ze zijn makkelijk aan te leggen en te onderhouden, goedkoop en creëren een groene uitstraling voor een anders donkere ruimte. De voertuigen die er gebruik van maken kunnen natuurlijk wel olieresten achterlaten die mee in het grondwater stromen.
- Ook kunststofgrastegels bestaan. Ze hebben het voordeel dat ze nagenoeg onzichtbaar zijn, maar hebben het bijkomende nadeel dat ze maar weinig gewicht kunnen verdragen.
- Dolomiet is geschikt voor allerhande paden en wegjes maar enkel voor licht vervoer. Zwaardere voertuigen zullen snel putten maken. Dolomietsteentjes zijn wel goedkoop en makkelijk aan te leggen. Ook gewone kiezelsteentjes kunnen hiervoor gebruikt worden.
- Bedekking met houtspaanders, mos of gemaaid gras staat dan weer ideaal bij tuinpaden. Ze nemen dan ook geen ruimte in, hebben een natuurlijke look, zijn makkelijk te plaatsen en vereisen geen onderhoud.
- Waterdoorlatende betonstraatstenen werken volgens hetzelfde principe als grasbetontegels maar zijn veel groter en kunnen worden gecombineerd met een afvoersysteem. Bovendien hebben ze een grotere draagkracht maar zijn ze tegelijk ook moeilijker te onderhouden.
Ondergronds
Regenwater dat niet door een waterdoorlatend oppervlak geraakt kan via ondergrondse infiltratie terechtkomen in een speciaal daarvoor geplaatst reservoir. Dat zorgt ervoor dat het water zo de tijd krijgt om op te gaan in het grondwater. Men doet er goed aan het water te filteren vooraleer het in de grond terechtkomt. Men bouwt het best ook uit de buurt van bomen, diepe beplanting en andere bouwstructuren. Ook erop bouwen is absoluut niet aan te raden. Er zijn verschillende mogelijkheden.
- Een infiltratieput is een grote tank die het water opvangt en waarbij het water onderaan infiltreert in de grond. De beperkte investering en ruimte die je nodig hebt maken dit een populaire keuze. Aan de andere kant heb je hier geen directe zuivering van het regenwater en is ook onderhoud relatief moeilijk.
- Infiltratiebuizen zijn horizontale kunststofbuizen met openingen in de wanden. Ze liggen meestal laag onder het grondoppervlak en verspreiden zo het water over grote oppervlakken. Bovendien kunnen ze overbouwd worden.
- Een infiltratiekolk is een verticale, draaiende buis die terechtkomt in een dieper gelegen infiltratiebuizensysteem. Ze wordt voornamelijk gebruikt wanneer de grondlagen net onder het grondoppervlak niet poreus genoeg zijn om water door te laten en infiltratiebuizen te gebruiken. Een groot deel van het water kan gezuiverd worden maar er is wel een hoger kostenplaatje aan verbonden.
- Infiltratieblokken bestaan uit kunststof en hebben holle ruimte of water doorlatende wanden. Ze zijn overal te gebruiken en hebben een vrij hoge draagkracht wat hen beloopbaar en zelfs overbouwbaar maakt. De investeringskosten hiervoor zijn wel relatief hoog.
- Een infiltratiebed tenslotte is een dikke laag met grind, lava of betongranulaat dat het water absorbeert en traag terug weer laat doorlopen. Het is makkelijk en snel aan te leggen maar is minder doeltreffend dan andere manieren.
Verplichte infiltratie
Infiltratie van regenwater is bij wet verplicht in een aantal gevallen.
- Bij nieuwbouw, verbouwingen of uitbreiding van een overdekte constructie met een nieuwe oppervlakte van meer dan 40 m².
- Bij aanleg, heraanleg of uitbreiding van een water ondoorlatende verharding van meer dan 40 m².
- Bij het plaatsen van een afwateringssysteem wanneer het water voordien natuurlijk afvloeide.
- Bij nieuwe verkavelingen zijn collectieve infiltratievoorzieningen verplicht.
- Dit geldt niet wanneer je bouwgrond kleiner is dan 250 m².
De installatie moet wel voldoen aan een aantal eisen.
- De capaciteit van je infiltratiesysteem moet 25 liter per vierkante meter afwateringsoppervlakte bedragen.
- De oppervlakte van het systeem komt dan weer op minstens 4 m² per 100 m² verharding.
Juridisch
De volledige wettekst over regenwaterinfiltratie vind je hieronder.
5 JULI 2013 – Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater
HOOFDSTUK 1. – Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
1° aftappunt : de plaats waar hemelwater uit de hemelwaterput of uit de put die als dusdanig wordt gebruikt, wordt afgetapt voor nuttig gebruik;
2° afvalwater : het water waarvan de houder zich ontdoet, van plan is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, met uitzondering van niet-verontreinigd hemelwater;
3° buffervolume van de buffervoorziening : het nuttige volume tussen overloop en uitlaat;
4° buffervoorziening : een voorziening voor het bufferen van hemelwater eventueel uitgerust met een vertraagde afvoer en een noodoverlaat;
5° buffervolume van de infiltratievoorziening : het nuttige volume tussen overloop en gemiddelde grondwaterstand;
6° groendak : een plat dak dat zo gebouwd wordt dat het begroeid kan worden met planten en waar er onder die planten een buffervolume voorzien is van minimaal 35 liter per vierkante meter;
7° hemelwater : de verzamelnaam voor regen, sneeuw, hagel, met inbegrip van dooiwater;
8° horizontale dakoppervlakte : de oppervlakte van de projectie van de buitenafmetingen van de overdekte constructie op een horizontaal vlak;
9° infiltratie : het insijpelen van hemelwater in de bodem;
10° infiltratievoorziening : een voorziening waarbij het opgevangen hemelwater in de bodem infiltreert;
11° lozing : de emissie naar daarvoor bestemde afvoerkanalen.
HOOFDSTUK 2. – Toepassingsgebied
Art. 2. Dit besluit bevat :
1° bepalingen omtrent de scheiding van hemelwater en afvalwater;
2° bepalingen omtrent het verplicht minimaal hergebruik van niet-verontreinigd hemelwater;
3° minimaal na te leven voorschriften voor de infiltratie, buffering en lozing van niet-verontreinigd hemelwater afkomstig van verhardingen en overdekte constructies.
Art. 3. Dit besluit is van toepassing op :
1° het bouwen, herbouwen of uitbreiden van overdekte constructies waarbij de nieuwe oppervlakte groter is dan 40 vierkante meter;
2° het aanleggen, heraanleggen of uitbreiden van verhardingen waarbij de nieuwe oppervlakte groter is dan 40 vierkante meter;
3° het aanleggen van een afwatering voor de constructies of de verhardingen vermeld in punt 1° of 2°, waarvan het hemelwater voorheen op natuurlijke wijze in de bodem infiltreerde;
4° verkavelingsaanvragen als vermeld in artikel 4.2.15, § 1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening waarbij voorzien wordt in de aanleg van nieuwe wegenis.
Art. 4. Dit besluit is niet van toepassing op :
1° de delen van overdekte constructies waarbij het hemelwater dat erop valt op natuurlijke wijze op eigen terrein in de bodem infiltreert;
2° de delen van de verharding waarbij het hemelwater dat erop valt op natuurlijke wijze naast of door de verharding op eigen terrein in de bodem infiltreert;
3° de delen van de verharding waarvan het hemelwater dat erop valt door contact met de verharding zo vervuild wordt dat het overeenkomstig artikel 1.1.2. van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne als afvalwater wordt beschouwd;
4° de delen van de verharding die tot het openbaar wegdomein behoren op het ogenblik van de aanvraag of de uitvoering van de handelingen.
HOOFDSTUK 3. – Algemene bepalingen
Art. 5. § 1. De hemelwaterput, de infiltratie- of buffervoorziening of de lozingsbegrenzer worden uiterlijk bij de ingebruikname van de overdekte constructie of de verharding geplaatst en in gebruik genomen. Ze moeten vanaf dan ook in gebruik blijven.
§ 2. Bij stedenbouwkundig vergunningsplichtige of meldingsplichtige handelingen waarbij de plaatsing van een hemelwaterput, infiltratievoorziening of buffervolume vereist is volgens de bepalingen van dit besluit, worden de volgende zaken vermeld in het dossier en op de plannen, als ze van toepassing zijn :
1° de overdekte constructies en verhardingen waarbij het hemelwater dat erop valt op eigen terrein infiltreert;
2° de exacte plaatsing van de hemelwaterput en de inhoud ervan in liter, de totale horizontale dakoppervlakte en de verharde grondoppervlakte die op de hemelwaterput aangesloten worden in vierkante meter, de locatie en het niveau van de overloop alsook de aftappunten van het hemelwater;
3° de exacte plaatsing, omvang en diepte van de infiltratievoorziening, het buffervolume van de infiltratievoorziening in liter, de totale horizontale dakoppervlakte en de verharde grondoppervlakte die op de infiltratievoorziening aangesloten worden in vierkante meter en de locatie en het niveau van de overloop;
4° de exacte plaatsing, omvang en diepte van de buffervoorziening, het buffervolume van de voorziening in liter, de totale horizontale dakoppervlakte en de verharde grondoppervlakte die op de voorziening aangesloten worden in vierkante meter, en de locatie en het niveau van de leegloop en overloop;
5° de exacte dimensionering van eventuele gebundelde voorzieningen waarvan wordt gebruikgemaakt, en de totale horizontale dakoppervlakte en de verharde grondoppervlakte die op de gebundelde voorziening aangesloten worden.
Art. 6. Als de bouwheer een afvoer van het hemelwater moet aanleggen, is hij verplicht het overtollige hemelwater minstens tot aan het lozingspunt gescheiden af te voeren van het afvalwater. Voor bestaande gebouwen die in een gesloten bebouwing worden uitgebreid, is de scheiding tussen afvalwater en hemelwater dat afkomstig is van overdekte constructies en verhardingen alleen verplicht als daarvoor geen bijkomende leidingen onder of door het gebouw moeten worden aangelegd.
Art. 7. Aan de bepalingen van dit besluit kan zowel worden voldaan door de aanleg van afzonderlijke voorzieningen als door de aanleg van gebundelde voorzieningen die voor verschillende overdekte constructies of verhardingen in een oplossing voorzien. Gebundelde voorzieningen worden gedimensioneerd op basis van de som van de oppervlakten die erop aangesloten worden.
Art. 8. Als gekozen wordt voor een oplossing met verschillende voorzieningen is de dimensionering van elke voorziening in overeenstemming met de oppervlakten die erop aangesloten worden en het gerealiseerde gebruik of ledigingsdebiet.
Als een afwatering wordt aangelegd voor de constructies of de verhardingen vermeld in artikel 3, 1° of 2° waarvan het hemelwater voorheen op natuurlijke wijze in de bodem infiltreerde, worden voorzieningen uitgewerkt voor de constructies of de verhardingen die op de afwatering aangesloten zijn.
HOOFDSTUK 4. – Normen inzake de verplichte plaatsing van een hemelwaterput, infiltratievoorziening of buffervoorziening met vertraagde afvoer
Art. 9. § 1. Bij nieuwbouw of herbouw van eengezinswoningen is de plaatsing van een of meer hemelwaterputten met een totale minimale inhoud van 5 000 liter verplicht.
Bij nieuwbouw of herbouw van gebouwen groter dan 100 vierkante meter, andere dan eengezinswoningen, is de plaatsing van een of meer hemelwaterputten verplicht. Het volume van de hemelwaterput bedraagt minimaal 50 liter per vierkante meter horizontale dakoppervlakte, afgerond naar het hogere duizendtal, met een maximale inhoud van 10 000 liter, tenzij gemotiveerd aangetoond kan worden dat een groter nuttig hergebruik mogelijk is of zal zijn.
§ 2. De hemelwaterputten worden uitgerust met een operationele pompinstallatie en een of meerdere aftappunten die het gebruik van het opgevangen hemelwater mogelijk maken, tenzij de aftappunten gravitair gevoed kunnen worden.
De noodoverloop van de hemelwaterput wordt aangesloten op een infiltratievoorziening of een buffervoorziening als die aanwezig of verplicht is overeenkomstig dit besluit.
Gebouwen die volledig voorzien zijn van een groendak hoeven geen hemelwaterput te plaatsen. Delen van gebouwen die voorzien zijn van een groendak, hoeven niet aangesloten te worden op de hemelwaterput en hoeven niet in rekening gebracht te worden bij de berekening van de minimale inhoud van de regenwaterput.
Art. 10.§ 1. [1 Als handelingen, vermeld in artikel 3, en niet bedoeld in artikel 4, verricht worden, moet voorzien worden in de plaatsing van een infiltratievoorziening volgens de bepalingen van dit besluit behalve als het goed kleiner is dan 250 vierkante meter.]1
§ 2. De plaatsing van een infiltratievoorziening is niet toegelaten als het goed gelegen is in een beschermingszone type I of II van een drinkwaterwingebied, zoals afgebakend ter uitvoering van artikel 3, § 1, 2° van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer en artikel 20 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1985 houdende nadere regelen voor de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones.
In de gevallen vermeld in het eerste lid wordt een buffervoorziening geplaatst overeenkomstig de bepalingen van artikel 11 van dit besluit.
§ 3. De infiltratieoppervlakte van de infiltratievoorziening bedraagt minimaal 4 vierkante meter per 100 vierkante meter afwaterende oppervlakte, bepaald op de wijze vermeld in paragraaf 4. Het buffervolume van de infiltratievoorziening bedraagt minimaal 25 liter per vierkante meter afwaterende oppervlakte, bepaald op de wijze vermeld in paragraaf 4.
Met behoud van de afwijkingsmogelijkheid vermeld in artikel 13, kan van de afmetingen vermeld in het eerste lid alleen afgeweken worden als de aanvrager aantoont dat de door hem voorgestelde oplossing een afdoende buffer- en infiltratiecapaciteit heeft.
§ 4. De in rekening te brengen afwaterende oppervlakte voor de dimensionering van een infiltratievoorziening is de som van :
1° de verharde grondoppervlakten die nieuw aangelegd of heraangelegd worden;
2° een deel van of in voorkomend geval de volledige bestaande verharde grondoppervlakte voor zover deze nog niet is aangesloten op een hemelwaterput, infiltratievoorziening of buffervoorziening;
3° de horizontale dakoppervlakten van de nieuw te bouwen of te herbouwen overdekte constructies;
4° een deel van of in voorkomend geval de volledige horizontale dakoppervlakte van de bestaande constructie waar tegenaan gebouwd wordt voor zover deze nog niet is aangesloten op een hemelwaterput, infiltratievoorziening of buffervoorziening.
Het deel van de bestaande verharde grondoppervlakte of van de horizontale dakoppervlakte van de bestaande aansluitende constructie dat mee in rekening gebracht moet worden voor de dimensionering van de infiltratievoorziening wordt beperkt tot de oppervlakte van de nieuwe of heraangelegde verharding of overdekte constructie.
Als in een hemelwaterput wordt voorzien die voldoet aan de bepalingen van artikel 9 mag de afwaterende oppervlakte verminderd worden met 60 vierkante meter.
Voor de bepaling van de in rekening te brengen afwaterende oppervlakte vermeld in het eerste lid worden de horizontale dakoppervlakten van de delen van de daken die zijn uitgerust met een groendak gedeeld door twee.
———-
(1)<BVR 2016-07-15/42, art. 38, 002; Inwerkingtreding : 29-09-2016>
Art. 11. Als een buffervoorziening moet aangelegd worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, § 2 bedraagt het buffervolume van de buffervoorziening minimaal 25 liter per vierkante meter afwaterende oppervlakte, bepaald op de wijze vermeld in artikel 10, § 4.
Als de afwaterende oppervlakte groter is dan 2 500 vierkante meter wordt de buffervoorziening uitgerust met een vertraagde afvoer met een maximaal ledigingsdebiet van 20 liter per seconde en per aangesloten hectare.
HOOFDSTUK 5. – Collectieve infiltratie en buffering bij verkavelingen
Art. 12. Een verkavelingsvergunning waarbij nieuwe wegen worden aangelegd als vermeld in artikel 3, 4° kan alleen verleend worden als voorzien is in de plaatsing van collectieve voorzieningen voor infiltratie of buffering die voldoen aan de bepalingen van artikel 10 en 11.
Voor de berekening van de dimensionering van de infiltratie- of buffervoorziening wordt uitgegaan van de oppervlakte van de aan te sluiten wegverharding vermeerderd met 80 vierkante meter per kavel binnen de verkaveling.
De verplichtingen op de individuele kavels, zoals bepaald in dit besluit, blijven onverminderd van toepassing.
HOOFDSTUK 6. – Afwijkingsmogelijkheden
Art. 13. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan bij de beoordeling van de aanvraag in uitzonderlijke gevallen afwijkingen toestaan van de verplichtingen van dit besluit als dat om specifieke redenen met betrekking tot de mogelijkheden van hergebruik of plaatselijke terreinkenmerken verantwoord of noodzakelijk is.
Het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt daarbij rekening met de relevante bepalingen van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid en de uitvoeringsbesluiten, in het bijzonder met de bepalingen van artikel 8 van het decreet over de watertoets.
HOOFDSTUK 7. – Slotbepalingen
Art. 14. Het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010, wordt opgeheven.
Art. 15. De provincieraad van Vlaams-Brabant brengt de provinciale stedenbouwkundige verordeningen binnen een termijn van zes maanden in overeenstemming met de voorschriften van dit besluit.
De gemeenteraden brengen de gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen binnen een termijn van zes maanden in overeenstemming met de voorschriften van dit besluit.
Art. 16. Aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen en verkavelingen die ingediend zijn voor de inwerkingtreding van dit besluit worden behandeld volgens de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2004 houdende de vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
Art. 17. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op de maand waarin het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 18. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.